Eigenschappenvenster van IMG

Nadat u een afbeelding hebt ingevoegd, kunt u de eigenschappen van de afbeelding wijzigen. Als u het eigenschappenvenster van IMG wilt weergeven, selecteert u een afbeelding in de Ontwerpweergave of plaatst u de invoegpositie binnen de <IMG>-code en kiest u vervolgens Eigenschappenvenster in het menu Beeld.

Afbeeldingsbron

De naam, inclusief het volledige pad, van een grafisch bestand dat als afbeelding moet worden ingevoegd. Klik op de bladerknop (...) als u het dialoogvenster Afbeelding selecteren wilt openen om naar een afbeelding te gaan.

Alternatieve tekst

De tekst die in de browser wordt weergegeven als de afbeelding niet beschikbaar is. In een aantal browsers, zoals Internet Explorer, wordt de alternatieve tekst ook weergegeven in de vorm van knopinfo wanneer de gebruiker de muisaanwijzer op de afbeelding houdt.

Vormgeving

Uitlijning

Hiermee wordt aangegeven hoe de afbeelding wordt uitgelijnd met de tekst eromheen.

Opmerking   Bij de kenmerken voor het instellen van de absolute positie van afbeeldingen wordt rekening gehouden met de tekengrootte van aangrenzende tekstregels. Als u bijvoorbeeld aan een afbeelding de plaatsingswaarde valign=middle toewijst, wordt het midden van de afbeelding uitgelijnd op de basislijn van de huidige tekstregel. Doordat de waarde valign=absmiddle is toegewezen, wordt het midden van de afbeelding uitgelijnd op het midden van de huidige regel.

Optie Uitlijning
Links De afbeelding wordt op de linkermarge uitgelijnd. Het kenmerk align=left wordt aan de IMG-code toegevoegd.
Voorbeeld: <IMG src="" align=left>
Rechts De afbeelding wordt op de rechtermarge uitgelijnd. Het kenmerk align=right wordt aan de IMG-code toegevoegd.
Voorbeeld: <IMG src="" align=right>
Bovenkanttekst De bovenkant van de afbeelding wordt op de bovenkant van de tekst op de huidige regel uitgelijnd. Het kenmerk align=texttop wordt aan de IMG-code toegevoegd.
Voorbeeld: <IMG src="" align=texttop>
Absmidden Het midden van de afbeelding wordt op het absolute midden van de tekst op de huidige regel uitgelijnd. Het kenmerk align=absMiddle wordt aan de IMG-code toegevoegd.
Voorbeeld: <IMG src="" align=absMiddle>
Basislijn De onderkant van de afbeelding wordt op de basislijn van de tekst op de huidige regel uitgelijnd. Het kenmerk align=baseline wordt aan de IMG-code toegevoegd.
Voorbeeld: <IMG src="" align=baseline>
Absonder De onderkant van de afbeelding wordt op de absolute onderkant van de tekst op de huidige regel uitgelijnd. Het kenmerk align=absBottom wordt aan de IMG-code toegevoegd.
Voorbeeld: <IMG src="" align=absBottom>
Onder De onderkant van de afbeelding wordt op de onderkant van de tekst op de huidige regel uitgelijnd. Het kenmerk align=bottom wordt aan de IMG-code toegevoegd.
Voorbeeld: <IMG src="" align=bottom>
Midden Het midden van de afbeelding wordt op de basislijn van de tekst op de huidige regel uitgelijnd. Het kenmerk align=middle wordt aan de IMG-code toegevoegd.
Voorbeeld: <IMG src="" align=middle>
Boven De bovenkant van de afbeelding wordt op de bovenkant van het grootste element op de huidige regel uitgelijnd. Het kenmerk align=top wordt aan de IMG-code toegevoegd.
Voorbeeld: <IMG src="" align=top>

Opmerking   Voor de opties Absmidden, Basislijn, Absonder en Bovenkanttekst zijn browsers vereist die HTML 4.0 ondersteunen.

Randdikte

De breedte in pixels van de rand die om de afbeelding is geplaatst.

Hoogte

De hoogte in pixels van de ruimte die door de afbeelding in beslag wordt genomen. Als de hoogte niet is opgegeven, wordt de afbeelding weergegeven op de intrinsieke hoogte. Als u deze waarde wijzigt, wordt de weergegeven afbeelding overeenkomstig de nieuwe waarde aangepast.

Breedte

De breedte in pixels van de ruimte die door de afbeelding in beslag wordt genomen. Als de breedte niet is opgegeven, wordt de afbeelding weergegeven op de intrinsieke breedte. Als u waarden wijzigt, wordt de weergegeven afbeelding overeenkomstig de nieuwe waarden aangepast.

Horizontale afstand

De horizontale ruimte tussen de linker- en rechterkant van de afbeelding en de omringende tekst. De standaardwaarde is nul pixels.

Verticale afstand

De verticale ruimte tussen de boven- en onderkant van de afbeelding en de omringende tekst. De standaardwaarde is nul pixels.

Afbeelding met hyperlinks

Lokale hotspot-informatie

De naam en locatie van het <MAP>-blok dat de co÷rdinaten bevat voor alle hotspots in de afbeelding. Voer de URL in van het bestand dat het <MAP>-blok bevat (of klik op de bladerknop (...) om naar een bestand te zoeken), een hekje (#) en de naam die is toegewezen aan het <MAP>-blok. Als het <MAP>-blok zich in het huidige bestand bevindt, voegt u alleen het hekje toe en de naam van het blok. De volgende code, die is opgenomen in een <IMAGE>-code, verwijst bijvoorbeeld naar een toewijzingsbestand met de naam image: USEMAP="#image.map". Een bestand dat een <MAP>-blok bevat, heeft meestal de extensie .map.

Hotspot-informatie over server

Hiermee wordt aangegeven dat een <MAP>-blok moet worden verwerkt op de server. Als een gebruiker op een afbeelding met hyperlinks klikt, worden de x- en y-co÷rdinaten van de desbetreffende locatie naar de server verzonden, samen met een URL voor het toewijzingsbestand. Het kenmerk ISMAP van de <IMAGE>-code zorgt ervoor dat de browser het toewijzingsbestand verwerkt op de server die in de URL is opgegeven.

Opmerking   Afbeeldingen met hyperlinks kunnen door de meeste webbrowsers zowel op de client als op de server worden verwerkt. In oudere typen browsers kunnen echter alleen afbeeldingen met hyperlinks op de server worden verwerkt. Daarom worden meestal beide opties opgenomen. Bijvoorbeeld:
<A href ="cgi-bin/imagemap/mymap.map">
<IMG src="mapimg.gif" USEMAP="#Mymap.map" ISMAP></A>
In dit geval is 'Mapimg.gif' een afbeeldingsbestand in de lokale map waarnaar door deze webpagina wordt verwezen. Door browsers die afbeeldingen met hyperlinks op de client ondersteunen, wordt ook gezocht naar het toewijzingsbestand 'Mymap.map' in de lokale map, voordat de URL in de <A HREF>-code wordt gebruikt om het toewijzingsbestand op de server te zoeken. Aangezien de verwerking op de client sneller wordt uitgevoerd dan op de server, moet u ervoor zorgen dat het kenmerk ISMAP achteraan staat.